ARCHIEF: artikelen van 2005
ARTIKELS BEELD:
Ieder drievoud van kolomelektroden (adreselektroden) samen met het koppel rijelektroden (displayelektroden) vormen een cel. Op die manier kunnen we 3 x 852 x 480 = 1,2 miljoen pixels adresseren. We kunnen dus een PDP beschouwen als een verzameling van 1,2 miljoen lampjes die enkel aan of uit kunnen worden geschakeld.
Een beeld wordt opgebouwd uit 50 beelden (frames) per seconde. Ieder frame heeft dus een frametijd van 1/50 Hz (20 ms) of bij NTSC 1/60 Hz (16,7 ms), die verdeeld wordt in 8 subframes. Ieder subframe bestaat uit 2 fasen:
Alle pixels worden geadresseerd. Ze worden als het ware geprogrammeerd dat ze in de volgende stap licht moeten produceren of niet. Tussen de adreselektrode en de common-elektrode wordt een spanning aangelegd van 70 V die de cel in een "net-niet-ontsteek" toestand zet.
In deze fase worden alle cellen gelijktijdig aangestuurd. Tussen de sustain- en de common-elektrode wordt een spanning gezet van 170 V. Enkel de pixels die geselecteerd werden in de adresfase lichten of.
Deze manier noemen we "subframe adressing".
Hieronder is duidelijk de subframestructuur te zien.
Het aansturen van de cellen gebeurd dus in subframes. Ieder adres wordt al dan niet geprogrammeerd in subframes. Op adreslijn 1 wordt bijvoorbeeld een spanning gestoken. Indien er dan een spanning komt op lijnelektrode 1, dan licht cel 1 op. Kolom per kolom wordt geprogrammeerd. In 1,5 ms wordt het gehele scherm geprogrammeerd. Die 1,5 ms blijft altijd hetzelfde. Met T (de tijd dat de geselecteerde pixels oplichten) kunnen we spelen.
Het programmeren in subframes is nodig omdat een plasmacel enkel kan oplichten of gedoofd zijn. Er zijn geen grijsschaal in om het zo te zeggen. Om een grijsschaal te creëren moeten cellen korter of langer oplichten. We spelen met de lichthoeveelheid. Het oog zal dat uitmiddelen. We spelen a.d.h.v. een digitale versleuteling. Bijvoorbeeld lichthoeveelheid 1 = enkel SF1 laten oplichten; lichthoeveelheid 3 = SF1 en SF2 laten oplichten; lichthoeveelheid 15 = alle SF laten oplichten. Dit noemt men de lineaire codering.
Met die lineaire codering kunnen er problemen ontstaat als er een kleine helderheid en een grote helderheid na elkaar komen, dat de tijd ertussen te groot wordt (bv. 40 ms). Men zal een ingewikkelder codering toepassen, nl. niet-lineaire codering. Men werkt vanuit het midden.
Een voordeel van die subframes is dat we geen flikkering meer hebben zoals bij CRT's.
Keer terug naar het vorige hoofdstuk
Ga naar het volgende hoofdstuk
Inhoud "Plasma-TV":
5. Binnen in de plasma display
6. Constructie AC-PDP en DC-PDP
7. Elektrodenstructuur en aanstuursequentie