ARCHIEF: artikelen van 2005
ARTIKELS ELEKTRONICA:
In gebieden waar veel zenders in de buurt staan, moet een antenne die voor één bepaalde zender bedoeld is een goede richtingswerking hebben. De antenne moet de zender kunnen "peilen". De antenne moet, net als een lamp waarachter een holle spiegel is opgesteld, de straling uit één richting bundelen. Wanneer men wil beschrijven onder welke hoek t.o.v. de hoofdontvangstrichting nog een bepaalde ontvangstspanning kan worden gemeten, dan gebruikt men daarvoor de richtingskarakteristiek . Hierin maakt men eveneens gebruik van de eenheid decibel.
Mag de antenne van de achterkant slechts zeer weinig straling oppikken, dan moet de antenne aan de achterkant met reflecterende staven of vlakken afgeschermd worden. Hoe effectief deze afscherming is, vergeleken met de straling die de antenne aan de voorkant opvangt , wordt uitgedrukt in de voor-achter-verhouding, die ook weer in dB's opgegeven wordt.
Voorbeeld:
Heeft de antenne volgens de fabrikant een voor-achter-verhouding van 18 dB, dan verhoudt de opgenomen spanning bij straling aan de voorkant zich tot de opgenomen spanning bij straling aan de achterkant als 8:1.
Ga naar het volgende hoofdstuk
Keer terug naar het vorige hoofdstuk
Inhoud: Transmissie door de lucht: antennes en satellieten